|
OSHO: JAREN VAN VOORBEREIDING
DE STROOM VAN GEDACHTEN De wetenschap, zo heeft Bhagwan(Osho)
vaak gezegd onderzoekt in haar methodologie het onbekende. Ze tracht het te begrijpen. Bij haar werkwijze is de kenner
gescheiden van het gekende, de observeerder gescheiden van het geobserveerde. Zo tracht wetenschap stap voor stap
van het onbekende tot het bekende te komen. Steeds meer wordt bekend. Wij krijgen steeds meer kennis. Het verschil met de mysticus is, dat
de laatste altijd spreekt over datgene wat nooit gekend zal en kan worden. Hij spreekt over de ervaring van het on-kenbare als geleefde ervaring. Hij spreekt over een primair
bewustzijn, waarin hij is vervloeid en dat de kwaliteit heeft van een niet-weten, van
agnosia. De wetenschap gaat uit van de
observeerder, die het geobserveerde gadeslaat. Maar de mysticus heeft de illusie van
deze observeerder doorzien. Als men een brandende toorts in een
donkere kamer een cirkelvormige beweging laat maken, dan ziet iedereen een ring van licht. Die ring is een illusie. Hij bestaat niet. Als die illusie zou worden doorzien,
dan zou ik weten dat de observeerder niets anders is dan... de stroom van gedachten (en
dus het verleden). Deze stroom, voortkomend uit door
ervaring opgestapelde kennis, functioneert sinds onheugelijke tijden (en niet alleen bij
de wetenschapper) als instrument om de problemen op deze planeet op te lossen. Wij worden angstig als wij overwegen
dit instrument weg te werpen en op zoek te gaan naar een ander instrument. Daarom klampen wij ons aan dat oude,
voortgaande denken vast, blijven het koppig handhaven in de hoop met dit verouderde
instrument toch tot de oplossing van problemen (zelfs tot een transformatie van het
bewustzijn) te kunnen komen. Wat voor verbinding ligt er nu met
het begrip 'agnosia'? Veronderstel, ik kijk naar een appel. Ben ik in staat om naar dat ding te kijken zonder 'de observeerder'? Wat zou er gebeuren als die werd
uitgeschakeld? Het zou betekenen dat dan het
verleden wordt uitgeschakeld, want de observeerder is het verleden. Dat is precies wat mij daar op dat
eiland overkwam. Alle kennis en verzamelde ervaringen,
alle associaties en alle taal, zoals die in mijn hersenen waren opgeslagen, werden een
ogenblik lamgelegd. Alles riep ontzag en verwondering op. Als ik naar een appel zou kijken met
de ogen van een pasgeboren kind, die nog niet weet welke naam hij aan iets moet
geven, zou ik kijken zonder te interpreteren of te vertalen. Het was moeder (en de cultuur) die
mij snel van het mysterie van dat ding beroofde.
Ik speelde ermee, met de appel, ik
zag het en toen was het nog deel van een wonderlijk mysterieuze wereld. Totdat ze zei: dit is een A P P E L.
Vanaf dat moment verdween het wonder. Er was een woordenkleed overheen
gekomen en dat, met al zijn associaties, werd mijn symbolische werkelijkheid. De observeerder werd geboren en hij
werd sterker en sterker. Een geniaal man, heeft eens gezegd:
'the word is not the thing,' een uitspraak die vaak door Krishnamurti werd gebruikt. Het woord is niet datgene waar het
woord naar verwijst. Een boom is niet een B O O M , en een
appel is niet een A P P E L. De conclusie is dat ik de
werkelijkheid met een kleed van symbolen bedek, voortdurend bezig ben het 'weten-over'. Dus projecteer ik voortdurend kennis
(woorden en associaties) op die werkelijkheid, op dat wat is. Dat proces vervreemdt mij van de
werkelijkheid, van dat wat is. Als er observeren zou zijn, zonder
gebruikt te maken van de observeerder, dan wordt daarmee het wonderkleed weggetrokken. Iedere vorm van benoeming, dus van interpretatie, etikettering en categorisering, wordt dan stopgezet.
|