|
OSHO: VAN GOEROE-ORANJE TOT HEMELSBLAUW
EEN MEESTER IS NIETS ANDERS DAN EEN RAAM Wat betekent dat: initiatie? 'Een Meester, een Guru,' schrijft
Bhagwan(Osho), 'is niets anders dan een raam. Je moet door hem heen, je moet een
beetje proeven: anders blijft alles verbaal. Een meester is niets anders dan een
gepersonifieerd verschijnsel van het totale geluk. Het vibreert in hem. Als je hem vertrouwt, kunnen zijn
vibraties je bereiken. Een Meester is geen leraar, hij zal
je niets leren. Een Meester is een aanwezigheid. Een beschikbaarheid. Door hem zul je de eerste glimp van het goddelijke kunnen opvangen. Dan kun je op jezelf verder gaan. Een Meester kan je niet vrijmaken,
maar hij kan je wel tot de uiterste rand brengen. Hij kan je de bevrijding niet geven.
Hij kan je alleen zegenen - en zijn
zegen is een essentieel verschijnsel. Het westen kent leraren, geen
Meesters. Leraren zijn zij, die jou waarheid
leren. De Meester is een levend fenomeen. Een meester is zwanger van God. Daarom noemt men in het oosten de
Guru God Zelf.
Het westen kan dit niet begrijpen. Waarom noemen we hem God? Omdat hij zwanger is van het
goddelijke - klaar om zich uit te storten. Alleen jouw dorst, een dorstige aarde
is nodig. Als je me vraagt wat een Guru is: een
Guru is het adres van God'. Om het guruschap goed te begrijpen,
moeten we iets zeggen over de Advaita-leer, de leer van de niet-tweeheid. Wat houdt die leer in? Kort gezegd: 'er is maar een
werkelijkheid'. Er is een werkelijkheid, omdat er
maar een Zelf is van alle zelven. De grootste van de filosofen van het
Hindoeïsme, shankara, noemde dat de leer van de 'advaita', de 'niet-tweeheid'. Ik heb dat een Indiase theoloog horen
verwoorden: er is maar een werkelijkheid, en die is kosmotheandrisch: kosmisch, goddelijk
en menselijk (we zeiden dat al eerder). Geen een van deze drie dimensies kan
buiten de twee anderen. De menselijke dimensie is tevens
kosmisch en goddelijk. Zelfs de traditionele christelijke
theologie zou zich daarmee kunnen verenigen. Schrijft niet Thomas van Aquino:
'ieder ding - en iedere mens - bestaat van alle eeuwigheid in God als God'. In ons Westen zijn we ertoe gekomen
om ieder ding te zien in zijn gescheidenheid van ieder ander ding. Maar zo'n visie wordt alleen maar
veroorzaakt door een noodlottige beperking van ons bewustzijn. Als wij echter verder zien dan wat
ons normale bewustzijn ons boodschapt omtrent onze individualiteit, omtrent de kosmos en
omtrent God, dan zullen wij de dingen zien zoals God ze ziet. God ziet de gehele schepping, in al
zijn uitgespreidheid in tijd en ruimte, in de enkelvoudige visie van zijn eigen oneindige
en eeuwige wezen. Delen in dit zien van God zelf,
noemen wij ons hogere bewustzijn dat ons als het ware doet zien met de ogen van God in een
goddelijk-kosmisch en menselijk perspectief. Deze visie begint te appelleren aan de Westerse mens van vandaag, zo gewend aan analyseren, onderscheiden, scheiden, vatten en beheersen. De mens van vandaag, en in het
bijzonder de religieuze mens, homo religiosus, ervaart dat niet het vele maar het Ene ten
grondslag ligt aan mens en wereld. Hij begint de tegenstellingen af te wijzen tussen geest en stof, tussen universeel en individueel, tussen natuur en genade, schepping en verlossing, hemel en aarde, heden en toekomst, rede en intuïtie. Een nieuw bewustzijn ontstaat en
wordt tot een planetair proces. Het is ook niet de religieuze mens
alleen die op weg is om het vele in de Ene te zien en de Ene in het vele. De wetenschapsmens zoekt in dezelfde
richting. En als ik nog even mag spreken over
de Westerse christen.
Is hij er niet op vastgelopen dat hij
vooral moest 'geloven', geloven in een God, die de geheel Andere is, in Jezus Christus die
persoonlijke God incarneert, in een ziel en in de verlossing van de ziel. Als wij van Christus moeten aannemen
dat zijn leer en openbaring zijn eigen diepste ervaring ten grondslag hebben, dan moet het
toch verwonderlijk geacht worden dat de hoogste volmaaktheid van een christen zou bestaan
in blind geloof. In feite nemen zeer vele christenen
dat ook niet meer. Zij beseffen heel goed dat geen mens
religieus kan zijn tenzij hij tenminste deelt in de ervaringen van degene die hem roept om
volgeling te worden. En aan die ervaring heeft men behoefte.
|