|
OSHO: JAREN VAN VOORBEREIDING
EGO IS EEN INGEBEELDE ZIEKTE Bernadette Roberts was gedurende tien
jaar een katholieke non, verliet daarna het klooster en bracht vier kinderen groot. In haar boek: 'the experience of
no-self' beschrijft zij haar innerlijke reis, van zelf en van niet-zelf naar 'nowhere'. Een helder geschreven verslag,
gebaseerd op de eigen ervaring, zonder veel steun (alleen bij Eckehart en Johannes van het
Kruis vindt zij aanknopingspunten voor haar ervaringen). In dit document gaat zij diep in op
het zelf-bewustzijn dat zich kenmerkt door de sensatie van subjectiviteit. Deze subjectiviteit wordt
gekarakteriseerd door een voortgaande reflexief mechanisme. (Ze noemt het: 'The mind
bending back on itself') met als gevolg dat het subject zich bewust is van eigen
bewustzijn, gevoelens en gedachten. Zonder het reflecterend vermogen zou
er geen denker zijn van de gedachte, geen doener van de handelingen, geen voeler van de
gevoelens. Er zou niet zoiets zijn als het zelf. Het reflexieve mechanisme op zichzelf
maakt het zelf (-bewustzijn) mogelijk en onvermijdelijk.
Het is dit reflexieve mechanisme dat
de mens in staat stelt 'naar binnen te kijken' (maar ook naar buiten waar het tot
object-bewustzijn wordt). Zo vormt het de twee kanten van het
subject-objectbewustzijn. Wij kennen, zo stelt ze, onszelf als
subject door dit mechanisme dat het zelf telkens als object doet verschijnen. De beschrijving die ze van de
reflexieve beweging (reflexieve movement) geeft lijkt in overeenstemming met Love Ananda's
beschrijving van 'self-contraction'. Het mechanisme staat aan de wortel
van het zelf-bewustzijn en die wortel is diep. Als dit mechanisme zou stoppen kan
men niet meer zelf-bewust zijn. Het vermogen om het zelf tot object
om het zelf tot object te maken verdwijnt dan. Het is dan, zo stelt zij, dat pure
subjectiviteit verschijnt. Men kan niet meer 'naar binnen
kijken', er is geen subject-sensatie meer en daarmee valt ook het gekende object weg. Uiterst gedetailleerd gaat ze dan op
de volgende stappen in. Eerst verschijnt 'pure
objectiviteit'. Alle individuele objecten vervloeien
in een groot Onbekende dat temidden van de multipliciteit altijd hetzelfde is. In feite blijft in de staat van
bewustzijn waarin geen gekend subject meer is, alleen nog 'the Oneness of all that exists'
over.
Nu vrij van het zelf treedt ze een
wereld van schoonheid en heiligheid binnen, maar voor haar was het niet de laatste stap. De leegte die zij is geworden
doortrekt deze wereld van 'pure objectiviteit'. Dan komt het tot een staat van puur
niets-zijn welke tevens een niet-weten is. 'Ik ben' is verdwenen, alleen wat zij
nog altijd 'God' noemt blijft over. Zo beschrijft ze pure subjectiviteit
niet als de identiteit van 'zelf' en 'God' maar als 'de identiteit van God alleen', welke
overblijft als er geen zelf is. Noch persoonlijk zelf, noch
'persoonlijk' God blijkt te bestaan. In feite geeft zij hiermee aan dat
zelfs als hypothese het begrip 'God' niet nodig is. Interviewt Frans Bakker in het blad
Yoga 1986. Er bestaat een oorspronkelijke staat
en natuurlijke staat, een zijnstoestand die gepaard gaat met geestelijke en lichamelijke
harmonie waarbij de mens met vrije aandacht en vol van liefde in het leven staat. Die totale identificatie met de
vrije, stralende en onbelemmerde Staat of Toestand is het geboorterecht van ieder mens. Ze is onze ware positie nu en ze is
niet een doel, gelegen in de toekomst. Het is alleen wanneer wij ons samentrekken
vanuit deze vrije positie (als we de kramptoestand van het 'zelf' of het 'ego'
toevoegen of opleggen aan onze natuurlijke staat), dat we ons afgescheiden, beperkt en
afgesneden voelen. Ego is dus een ingebeelde ziekte.
Omdat we in de greep zijn van deze
denkbeeldige ziekte gaan we op zoek naar oplossingen of genezing, waardoor we onze vrije
zijns-toestand nog meer vergeten. Wij proberen van onze beperkingen,
ego-stress etc. af te komen door zelf-verbetering, zelfvervulling, zelfs zelf-ontzegging
in allerlei vormen, inclusief de spirituele. Terwijl we zo druk bezig zijn,
versterken we alleen maar de zelfobsessie, zodat het afgezonderde ik meer en meer reëel
lijkt.
Het ego als een zichzelf in stand
houdend, afsluitend mechanisme, zit dan gevangen in een eindeloos dilemma: de neiging om
te vermijden, zich af te sluiten, onaantastbaar te zijn en tegelijkertijd de wil om zich
in het leven te storten, het bestaan te omarmen. Dit dilemma veroorzaakt in ieder mens
een spanning die voortdurend ontladen moet worden. Het is duidelijk dat met ontladen
hier bedoeld wordt het zoeken van allerlei vormen van belevenissen en ervaringen die dan
troost voor de ingebeelde ziekte vormen. Exotische, bevrijdende, stimulerende,
ontspannende, onthullende, of zelfs absolute ervaringen worden gezocht en aangeprezen. Er is altijd een wachten op de
uiteindelijke ervaring of kennis die ons dan zal moeten bevrijden van die verwarde en
verkrampte toestand, maar - en dit is een uiterst belangrijk punt - er bestaat geen
uiteindelijke ervaring of definitieve kennis want kennis en ervaring zijn per definitie
beperkt en aan verandering onderhevig. Wat diepgaand geobserveerd en
vervolgens verstegen moet worden is degene die ervaring en kennis nodig heeft om
zich te vertroosten van de pijn en de kramp van het(ik)-bestaan. Het is dit afgescheiden, naar zichzelf verwijzende gebaar of mechanisme dat we 'ik' noemen, dat ondermijnd en overstegen moet worden.
|