|
OSHO: HET MOSTERDZAAD
GEZEGEND IS DE ALLEENSTAANDE Jezus zei: gezegend en uitverkoren
is de alleenstaande, want je zult het koninkrijk vinden; omdat je van het koninkrijk komt
en er zult terugkeren. Een alleenstaande is een sannyasin -
dat betekent: een alleenstaand wezen, een zwerver, volkomen gelukkig in het alleen zijn. Als er iemand met hem meewandelt is
het goed. Als er iemand weggaat is het ook
okay, ook goed. Hij wacht nooit op iemand en hij
kijkt nooit om. Alleen, is hij heel. Deze 'wezenheid', deze heelheid,
maakt je tot een cirkel, en begin en einde ontmoeten elkaar, alfa en omega ontmoeten
elkaar. Een alleenstaande is niet zoiets als
een lijn. Jij lijkt op een lijn - jouw begin en
einde zullen elkaar nooit ontmoeten. Een alleenstaande is als een cirkel -
zijn begin en einde ontmoeten elkaar. Daarom zegt Jezus: 'omdat je van het
koninkrijk komt en er zult terugkeren. Je bent één geworden met de bron,
je bent een cirkel geworden. Elders zegt Jezus: 'als het begin en
het einde één zijn geworden, ben je God geworden.'
Misschien heb je wel eens een
afbeelding gezien - het is een van de oudste zegels van de geheime genootschappen in
Egypte - van een slang die in zijn eigen staart bijt. Dat is het wat het begin en einde
betekent, dat betekent wedergeboorte, dat betekent dat je wordt als de kinderen: bewegen
in een cirkel, terug tot de bron; dat bereiken waar je vandaan komt. Jezus zei: als ze zeggen... 'Zij' wil zeggen de maatschappij, de
menigte, zij die nog niet uitverkoren zijn, zij die niet gekozen zijn, zij die voortdurend
de behoefte hebben nodig te zijn - 'zij'. 'Als ze tegen je zeggen...' en ze
zullen dat zeggen, want ze staan niemand toe een alleenstaande te worden. Ze zullen je achtervolgen, ze zullen
proberen je terug te trekken in de maatschappij. Ze willen dat je terugkeert naar de
gevangenis - ze kunnen zich niet voorstellen hoe je ontsnapt bent. En ze voelen zich niet bij je op hun
gemak als je een alleenstaande bent geworden. Waarom niet? Omdat alleen al het feit dat je er
bent, maakt dat ze gaan twijfelen aan hun eigen bestaan: Dat is het ongemak.
Steeds als Jezus zich temidden van je
bevindt, ga je je onbehaaglijk voelen, want als die man gelijk heeft, dan heb jij ongelijk
- en die man loopt zo dat hij de indruk wekt gelijk te hebben.
Als die man gelijk heeft, wat moet
jij dan? Alleen het feit dat een Jezus zich in
de maatschappij beweegt, maakt dat de hele maatschappij in beroering raakt - want die man
lijkt zo gelukkig, hij heeft niemand nodig, en heeft ook niet de behoefte nodig te zijn,
zo alleen en zo gezegend; en jij bent bijna gek, bijna neurotisch. Met jou is er iets verkeerd, niet met
die man. Je zult op alle mogelijke manieren
proberen te bewijzen dat hij fout is. Er zijn boeken over Jezus geschreven
waarin wordt bewezen dat hij een psychologisch geval was, een krankzinnige; er zijn boeken
die bewijzen dat hij neurotisch was. Wie schrijft die boeken, omdat ze
zich alleen als ze kunnen bewijzen dat die man fout, neurotisch, gek is, op hun gemak
voelen. Maar niet beiden kunnen gelijk
hebben: als die man gelijk heeft, dan heb jij het verkeerd. Maar waarom moet het zo nodig? Als die man neurotisch is, is hij
neurotisch - waarom moet je het bewijzen? Waarom maak je je druk? Waarom bekommer je je om hem. Omdat hij maakt dat je aan jezelf
gaat twijfelen. Daarom hebben we deze soort mensen
nooit welkom geheten, nooit. We hebben hen tijdens hun leven
altijd verworpen. We verwelkomen hen als ze dood zijn,
dan kunnen we hun gezicht naar onze eigen smaak opschilderen. Kijk eens naar het gezicht van de
christelijke Jezus. Het is zelfs geen karikatuur, geen
cartoon - het is volkomen onecht. Christenen zeggen dat Jezus nooit lachte, en ik kan
Jezus niet anders zien dan lachend. Hij moet goedlachs zijn geweest; het
gaat er niet om of je hem hebt horen lachen, maar hij moet zijn geweest als een lachende
bruisende bron, overstromend. Maar de christenen hebben hem zo
droevig mogelijk afgeschilderd. Zoals zij hem afschilderen lijkt hij
neurotisch; hij kijkt zo bedroefd dat het een last moet zijn zich in zijn
gezelschap te bevinden.
Ga eens in een christelijke kerk
kijken naar een portret van Jezus. Zou je een hele nacht met deze man in een kamer willen
zitten? Je zult zeggen: 'zo is het wel goed,
een zondagmorgen is genoeg.' De hele nacht samen met die man? Je zou gaan beven en bang worden. En hij is zo bedroefd; je bent al
treurig genoeg - waarom het erger maken? De christenen hebben het kruis als
hun symbool gekozen, en ze hebben de kwintessens gemist. Jezus sprak over het kruis en hij
werd gekruisigd, maar hij heeft een heel andere betekenis. Ze hebben het kruis gekozen omdat het
lijden toont, en we hebben zoveel geleden dat we niet in een lachende Christus kunnen
geloven. We kunnen geloven in een lijdende
Christus - die is net als wij, precies eender, hij lijdt zelfs meer dan wij. We begrijpen lijden; de taal der
droefenis, lijden en sterven begrijpen we. Leven begrijpen we niet.
Daarom bestaat het christendom, maar
rondom Krishna kon zich geen godsdienst vormen. De kruisiging werd het symbool, het
kruis werd het symbool, maar voor Jezus betekent het kruis zoiets volkomen anders, en ik
wil graag vertellen wat het voor Jezus betekende. Het kruis heeft twee lijnen,
eenvoudige lijnen: een lijn horizontaal met de aarde, een tweede lijn verticaal met de
aarde. Dat is het kruis - een dwarsweg, een
kruispunt. De horizontale lijn is de tijd:
verleden, heden, toekomst: A, B, C, op een lijn liggend. Je leeft op die lijn. De verticale lijn is de eeuwigheid,
het nu. Ze is altijd tegenwoordig; ze
heeft geen verleden, geen toekomst. Ze gaat steeds hoger en hoger; ze
beweegt omhoog, niet voorwaarts. Bij de kruisiging van Jezus ontmoeten
tijd en eeuwigheid elkaar; het moment waarop Jezus sterft is het nu. Als je in het nu sterft, word je
herboren, word je opgewekt. Dan bestaat er geen dood voor je,
omdat de tijd verdwijnt en je eeuwig bent. Het kruis is het symbool van de
ontmoeting van tijd en eeuwigheid. En dat punt moet je dood zijn. Het kan niet anders, omdat je, als je
verdwijnt uit de wereld van de tijd, deel wordt van die eeuwigheid. En beide kruisen - waar kruisen ze
elkaar? Hier en nu, op dit moment kruisen ze
elkaar. Nu, is het moment, waarop het kruis
bestaat. Maar als je je horizontaal
voortbeweegt, in de toekomst, dan loop je het mis. Als je nu op dit moment begint met je
in verticale richting te begeven, ben je aan het kruis; zoals je bent zul je sterven, en
je zult herboren worden - een nieuwe geboorte, volkomen nieuw. En door die geboorte, bestaat er geen
dood meer - eeuwig leven. Voor Jezus was het kruis een symbool
van de tijd; tijd en eeuwigheid die elkaar kruisen. Maar voor het christendom is het een
droevig symbool van lijden geworden.
Als Jezus in India had geleefd en als
hij niet naar de joden was gegaan en als wij het kruis hadden geschilderd, dan zou het
kruis hetzelfde zijn geweest, maar Jezus was anders geweest. Hij zou gelijk zijn aan Krishna: in
extase, met een lachend gezicht, zijn hele wezen lachend, omdat dit het moment van extase
is. Als de tijd verdwijnt, als je sterft
voor de wereld van de tijd en je wordt herboren voor de wereld van de eeuwigheid - op dat
moment moet je in extase zijn. Dat noemen de Hindoes samadhi. Maar de christenheid faalde. En dat gebeurt altijd omdat een
levende Jezus je onbehaaglijk stemt, het is alsof er een worm aan je hart knaagt. Je moet jezelf wat gerust stellen. Als hij dood is dan kun je alles zo
regelen dat het met jou in overeenstemming is, dan kun je Jezus zo afschilderen dat
hij met jou overeenstemt - dan is hij niets anders dan jouw vertegenwoordiger. 'Als ze tegen je zeggen - en dat
zullen ze doen - Waar kom je vandaan? Zeg hen: we komen van het licht, vanwaar het licht
uit zichzelf ontstond.' We komen van God, we zijn zonen van
God, we komen van de bron van alle bestaan. En de bron van alle bestaan heeft
geen andere bron - hij komt voort uit zichzelf, is zelf-scheppend. De vader heeft geen andere vader, de schepper is een zelf-scheppende kracht... We komen van het licht, vanwaar het
licht uit zichzelf ontstond.
|