|
OSHO: HET MOSTERDZAAD
GOD IS HET MEEST WAARDELOZE VERSCHIJNSEL God is het meest waardeloze
verschijnsel. De mensen komen naar me toe en
vragen: 'waarom zou ik mediteren? Waar bereiken we ermee?' Ze vragen: 'welk profijt hebben we
ervan? Wat halen we eruit?' Als ik zeg: 'Niets', begrijpen ze er
helemaal niets van. Waarom komen ze naar me toe? Om niets te leren? Om niets te
bereiken?
De zakenman wil iets zichtbaars,
tastbaars; als hij mediteert en het geld stort zich over hem uit, dan is het de moeite
waard; als hij mediteert en hij krijgt succes in de wereld, dan is het de moeite waard;
als hij mediteert en de ziekte verlaat zijn lichaam; dan is het de moeite waard. Maar als je zegt: 'Niets', of 'God' -
wat hetzelfde is, alleen een ander woord, omdat God niets is - als je de maatstaven van
deze wereld aanlegt, wat is God dan? Je kunt hem niet indelen. Waar moet je hem plaatsen? In welke categorie? Welk etiket moet je hem plakken? Hoe kun je de prijs vaststellen? Hij is niets. Hij behoort niet tot deze wereld. Op welke manier kun je hem gebruiken? Je kunt hem niet gebruiken omdat God
geen praktisch nut heeft, hij is een extase. Een extase kun je niet gebruiken. Je kunt er van genieten maar je kunt
haar niet gebruiken. Wat is het verschil tussen ervan
genieten en gebruiken? Je kijkt naar een boom, naar het
groen, ze zon komt op - je geniet ervan, maar je kunt het niet verkopen. Je kijkt naar een bloem, je geniet
ervan. Maar de zakenman zal de bloem plukken
en hem op de markt gaan verkopen. Dat heb je geprobeerd; daarom bestaan
er tempels, moskeen, gurudwaras, en kerken. Zo heeft de zakenman zich ten
opzichte van God gedragen: hij heeft geprobeerd hem ook te verkopen en er iets aan te
verdienen. Het is een belangrijke zaak. En de priester is de zakenman die
veranderd is in een religieus mens - hij is helemaal niet religieus. Daarom keert hij zich altijd tegen
Jezus, tegen Boedha, Nanak, Kabir; hij keert zich tegen hen allen omdat ze allemaal
gevaarlijk zijn, ze vernietigen de hele zaak. Een zakenman is niet geïnteresseerd
is God, in poëzie, in gebed, in liefde, in schoonheid, in goedheid; hij is niet
geïnteresseerd in extase. Alleen genieten zegt hem niets. Hij zegt: 'wat valt er aan te
verdienen?' Een miljonair bezocht op een keer een
primitieve volksstam. Toen hij uit de trein stapte zag hij
een inboorling op het perron onder een boom liggen. De ochtend was prachtig, heel zonnig,
de lucht was helder, fris en koel, de vogels zongen en de man lag te rusten. De zakenman kon het niet verdragen. Hij zei: 'he, chef, wat doe je daar?
Het is tijd op te staan en wat te
verdienen.' De rustende man opende zijn ogen en
vroeg, heel vriendelijk: 'waarom?' De zakenman kon dat 'waarom'
niet begrijpen. Hij antwoordde: 'waarom? Om wat geld
te verdienen.' De inboorling glimlachte en vroeg
opnieuw: 'waarom?' Dat was ontzettend. De zakenman ging zich ergeren en hij zei: 'waarom? Om een bankrekening te krijgen, zodat
je je kunt terugtrekken en rusten, en dan hoef je niet meer te werken.'
De inboorling sloot zijn ogen en zei:
'ik rust nu.' Dat is iets onmogelijks, nu rusten is
onmogelijk. Een zakenman stelt het rusten uit tot
in de toekomst: 'werk nu en hier. Zorg dat je een bankrekening hebt, trek je dan terug, ga
rusten en geniet.' Maar dat gebeurt nooit, het kan niet
gebeuren. Een zakenman kan zich nooit
terugtrekken - hij is het type niet, dat is geen eigenschap van het type. Misschien trekt hij zich terug van de
ene zaak, maar direct daarop, of misschien nog daarvoor, zal hij een andere in het leven
roepen, omdat hij niet kan rusten. Hij denkt altijd in de toekomst, hij
stelt het genieten uit. En bedenk wel dat een religieus mens
hier en nu geniet. De hemel van een religieus mens
bevindt zich niet ergens in de hemel, in de toekomst. Nee. Zo kijkt een zakenman naar de hemel. De hemel van een religieus mens is hier en nu, precies op dit moment. Hij geniet ervan, hij stelt het niet
uit, omdat niemand iets van de toekomst weet. De toekomst bestaat niet, alleen het
heden bestaat. De toekomst is een waandenkbeeld; hij
bestaat alleen maar om jezelf te troosten met de gedachte dat je eens op een dag in staat
zult zijn om te genieten. En je hele leven lang ben je bezig jezelf te oefenen niet te genieten, en stel je het uit - zelfs als je de hemel binnentreedt.
|