|
OSHO: HET MOSTERDZAAD
JEZUS ZEI: ALS ZIJ DIE JE LEIDEN ... 'Als zij die je leiden tot je
zeggen: zie het koninkrijk is in de hemel.' Niet hier, ergens hoog in de lucht,
ergens ver weg; het koninkrijk van God is ergens ver weg, heel ver weg, 'dan zullen de
vogelen des hemels je voorgaan.' Ze zullen er voor jou aankomen, en
dan weet je niet wat te doen. Jezus houdt je voor de gek, hij zegt:
'hoop dan niet, want de vogelen des hemels zullen er voor jou aankomen.' 'Als ze tot je zeggen: dan zullen
de vissen je voorgaan.' En ze zullen er voor jou aankomen, je
loopt het mis. Over wie heeft Jezus het? Hij heeft het over de priesters. De priesters zijn de vijanden van de
religie, maar ze zijn de beheerders geworden. Ze regeren overal, en dan staan ze
een man als Jezus niet toe hun tempels binnen te gaan. Er staat een mooi verhaal in de Gebroeders Karamazov van Dostojevsky. Na 1800 jaar dacht Jezus: 'nu moet ik
de aarde opnieuw gaan bezoeken, want na 1800 jaar christendom is de aarde misschien gereed
om mij te ontvangen. Nu zullen ze me niet verwerpen, zoals
vroeger, want toen was er geen enkele christen, ik was een vreemdeling. Nu is de halve wereld christen:
miljoenen kerken en priesters preken voortdurend Jezus' woord. Nu ga ik om ontvangen te worden,
verwelkomd, alle deuren zullen voor me open gaan - het was niet de juiste tijd.'
Hij kwam terug, natuurlijk op een
zondagmorgen, omdat het op de andere dagen van de week moeilijk is te zien wie christen is
en wie niet. Dat is onmogelijk, iedereen is
hetzelfde. Maar op zondag kun je zien wie een
christen is, religie is een zaak van de zondag. Ze heeft niets met het leven te
maken, het is een ritueel dat gevolgd moet worden, een formaliteit die moet worden vervuld
- zonder ook maar iets van het hart. En hij kwam bij zijn dorp, waar hij
1800 jaar geleden ook gekomen was, Bethlehem. Hij stond op het marktplein, wat
bezorgt omdat de mensen naar hem keken en niemand hem herkende, en ze gingen een kerk
binnen en kwamen weer naar buiten. En toen verzamelde een aantal mensen
zich om hem heen en ze begonnen hem te vertellen: 'je ziet er net uit als Jezus - je hebt
het goed gespeeld, je bent een goed toneelspeler.' Jezus zei: 'ik ben geen toneelspeler.
Ik ben de echte Jezus.' Ze begonnen te lachen en zeiden: 'als
je de echte Jezus bent, vlucht dan voordat de priester naar buiten komt. Anders kom je ongetwijfeld in
moeilijkheden. 'Toen begonnen kleine kwajongens met stenen te gooien en de mensen begonnen te lachen: 'de echte Jezus is gekomen, de koning der joden. Dit is de man die ze hebben
gekruisigd, hij is opgestaan.'
En ze maakten grappen en lachten, en
Jezus was zeer ontdaan, want dit was zijn volk; het waren geen joden meer, het
waren christenen; ze volgden hem, en zelfs zij herkenden hem niet. Maar hij wachtte, vol hoop: 'mijn
priester zal me in ieder geval herkennen. Dit zijn misschien dwaze, onwetende
mensen - maar mijn priester weet.' En toen kwam de priester. De mensen hielden op met lachen, uit
respect voor de priester. Ze maakten ruimte voor hem. De menigte stelde hem in staat
naderbij te komen, ze bogen in diep respect. Jezus lachte in zijn hart: 'ze hebben
niet voor mij gebogen, ze hebben me geen enkel respect betoond, maar ze eerbiedigen de
priester. Dat is in ieder gevel een goed teken,
want het is mijn priester. Door hem zullen ze mij herkennen. Ze herkennen mij door hem, niet
rechtstreeks, omdat ze blind zijn en niet kunnen zien.' En toen keek de priester hem aan en zei: 'kom hier, bandiet. Wat denk je dat je aan 't doen bent?
Onze God beledigt?' Jezus zei: 'herken je me niet?' De priester pakte hem bij zijn kraag
en zei: 'ik herken je heel goed. Kom, volg me.' Hij nam hem mee de kerk in en sloot
hem op in een cel. Jezus was verbijsterd: 'wat gaat er
gebeuren? Zal mijn eigen volk me opnieuw kruisigen?' En toen 's nachts, kwam de priester
met een kleine kaars in zijn hand en ontsloot de deur.
Hij deed de deur van binnen op slot,
boog diep, raakte de voeten van Jezus aan en zei: 'ik herken u wel. Maar niet op het
marktplein, niet in aanwezigheid van de kerkgangers, want u bent van oudsher een
onruststoker. We hebben alles goed voor elkaar
gekregen, maar u zult het in de war sturen. Nu loopt alles glad, het christendom is gevestigd; we hebben de halve wereld bekeerd, de andere helft zal vroeg of laat ook bekeerd worden. U moet hier wachten, u hoeft niet te
komen. We doen het heel goed - u zou als u
hier was niemand kunnen bekeren - we hebben het goed voor elkaar, u moest ons dankbaar
zijn. En we kunnen u herkennen, als er
niemand in de buurt is, maar niet als er anderen bij zijn, want u bent anti-priester,
anti-kerken, anti-establishment. En als u aandringt zullen we u weer
moeten kruisigen. We kunnen u vereren als u er niet
bent, want dat brengt niemand in de war. Alles loopt goed - kijk eens goed we
het gedaan hebben. De halve wereld bekeert, miljoenen
kerken en priesters die uw woord prediken. U moest tevreden zijn. Ontvlucht dus onmiddellijk en kom
niet meer terug. Wat u ook wenst te doen, wij zijn uw
vertegenwoordigers hier en u kunt het via ons doen. We kunnen u niet toestaan u tussen
het volk te bewegen. U bent gevaarlijk.' Die priester vertelt een van de
fundamentele waarheden: dat een priester niet religieus kan zijn. Hij is misschien een priester van Boeddha, maar hij is tegen Boeddha. Hij werkt voor hem, of lijkt voor hem
te werken. Maar als Boeddha komt staat hij
tussen jou en Boeddha en hij laat je niet binnenkomen, want een Boeddha, een Jezus is
altijd een rebel, nooit een conformist. Hij kan een revolutie doen ontstaan,
maar hij kan geen establishment scheppen. Als Jezus zegt: 'als zij die je
leiden tot je zeggen...' dan verwijst hij naar de priester ... 'Zie, het koninkrijk is in
de hemel, dan zullen de vogelen des hemels je voorgaan.' Als ze tot je zeggen: 'het is in de
zee, dan zullen de vissen je voorgaan.' En de priesters zeggen altijd dat het
ergens anders is. In sommige primitieve godsdiensten
leeft God in de zee, onder de zee, en er zijn godsdiensten die zeggen dat God in de hemel
leeft. Maar voor de priesters is een ding
zeker: God leeft niet hier, want als hij hier zou leven, werd het heel moeilijk -
waarvoor zijn dan de priesters nodig? De priester is nodig als
tussenpersoon. Hij is een agent, een bemiddelaar. Als God hier is, dan kun je hem
direct ontmoeten - waarom is er dan een priester nodig? De priester is nodig omdat God zich
zo ver bevindt, zijn stem kan niet rechtstreeks tot jou doordringen. Hij geeft zijn boodschap door aan de
priester, en dan verklaart de priester hem aan jou. En door die verklaring wordt hij
machtig: hij heeft de sleutels, jij bent onwetend; hij zal je leiden, hij is de meester,
de goeroe - je moet hem volgen. Het sluwste beroep op aarde is dat
van de priester. Waarom het sluwste? Omdat het een heel onschuldig hart
exploiteert. Een mens die God zoekt, een mens die
zuiverheid zoekt, een mens die de waarheid zoekt - die mens exploiteert hij. Als je iemand exploiteert die op zoek
is naar geld, dan is er weinig verschil tussen hem en jou, want hij zoekt ook geld. Maar als je iemand exploiteert, dan
is er weinig verschil tussen hem en jou, want hij zoekt ook geld. Maar als je iemand exploiteert die de
waarheid zoekt, dan is dat sluw - het sluwste wat er maar bestaat, het slechtste wat er
is. Priesters zouden moeten zeggen en
bewijzen of ze al of niet werkelijke vertegenwoordigers van God zijn. Als ze iets vertegenwoordigen dan is
het de duivel. Maar ze hebben de macht overgenomen,
ze zijn de beheerders geworden. Jezus zei: 'als zij die je leiden tot
je zeggen: 'zie, het koninkrijk van God is in de hemel,' luister dan niet naar hen, anders
zul je dat koninkrijk voor altijd en immer mislopen.' Maar het koninkrijk is binnen in
je...' het is nergens anders,
het is precies daar waar jij op dit moment bent, '... en het is buiten je.'
Het is binnen je en het is buiten je. Het is binnenin je als een centrum,
en het is buiten je als een omtrek. Wat zegt Jezus. Binnen en buiten is de hele wereld,
binnen en buiten is het hele universum - er valt niets buiten. Jezus zegt: 'God is dit
universum, dit hele bestaan. Het is goddelijk zoals het is. God heeft zichzelf opgelost in zijn
schepping.' Hij is niet als een schilder die
schildert, en daar en daarbuiten blijft bestaan. Hij is als een danser die danst, en
een wordt met de dans - je kunt de dans niet van de danser scheiden. Je kunt de schilder scheiden van het
schilderij, je kunt poëzie scheiden van de dichter, maar je kunt de danser niet scheiden
van de dans. Daarom noemen de Hindoes hun Shiva,
Natraj, de grootste danser: omdat er geen scheiding is, hij is in de dans. Als je de dans begrijpt, begrijp je
de danser, als je greep kunt krijgen op de dans, heb je greep op de danser. Als je deze wereld kunt
liefhebben, heb je hem lief. Zelfs als je doordringt in een bloem,
zul je hem vinden. Hij is hier verborgen - en hij is
niet verborgen omdat hij zichzelf probeert te verbergen; hij is verborgen omdat jij niet
open bent. Overigens is hij een publiek geheim. Hij is overal, overal rondom, binnen
en buiten. Het koninkrijk is binnen in je, het
is buiten je. 'Als je jezelf kent, zul je gekend
worden en zul je weten dat je de zonen bent van de levende vader. Maar als je jezelf niet kent, dan
leef je in armoede en ben je armoede.' Luister, het koninkrijk is binnen in
je. Dan worden alle tempels overbodig,
omdat jezelf de tempel bent. Dan ben je de kerk. Dan wordt het Vaticaan overbodig, dan
is Rome een druk. Dan is er geen behoefte aan een Mekka
en Medina, aan een Girnar en Kashi. Jij bent de tempel,
de levende tempel van God. Hij is binnen in je. Waarom zou je dan een priester, een
bemiddelaar nodig hebben? Dan verliest dat hele beroep zijn
betekenis. Hij bestaat in jou, zoals je bent. Hij heeft altijd bestaan, zoals je
bent. Iemand vroeg eens aan Rinzai: 'ik zou
zelf graag een Boeddha willen zijn. Wat moet ik daarvoor doen? Rinzai antwoordde: 'als je zoekt zul
je het mislopen - omdat je de Boeddha al bent.' Het is absurd om Boeddha te zoeken. Boeddha die bezig is te proberen om
boeddha te worden. Je kunt God niet vinden omdat hij
niet ergens anders is. Hij is binnen in je.
En daar zoek je nooit, omdat de
priesters allemaal zeggen: 'kijk, daar is de hemel, daar ver weg bestaat hij. De reis is lang, dus je hebt een
priester nodig om je te helpen.' Jezus ondergraaft de fundamenten van alle kerken,
tempels, priesters en bemiddelaars. Hij zegt: 'hij is binnen in je.' Maar hij zegt ook iets heel kostbaars
en moois, hij zegt ook: 'en hij is buiten je.' Er zijn drie soorten van godsdienst:
de ene zegt, 'God is buiten je.' Mohammedanen zeggen met nadruk dat God buiten je is. Dan is er een ander soort religie die zegt: 'God is binnen in je.' Jains en Boeddhisten zeggen dat jij
God bent, maar ze zeggen nooit dat god buiten je is, nee. Jezus zegt: 'God is binnen in je en
buiten je.' Dat is de belangrijkste synthese, de
hoogst mogelijke synthese. 'Als je jezelf kent, zul je gekend
worden.' Dat is de synthese. Jains zeggen dat als je je zelf kent,
je alles kent. Uit! Verder kun je niet gaan. Mohammedanen kunnen niet zeggen dat je jezelf kunt kennen; ze kunnen zeggen dat je God kunt kennen en vervuld kunt zijn van zijn genade. Zelfkennis is niet mogelijk, omdat zelfkennis je tot God zou maken. Alleen God kent zichzelf, een
schepsel niet. Een mens kan God kennen, dat is
alles. Hij kan bestaan in zijn glorie, hij
kan vervuld worden van zijn genade, zijn licht; hij kan zichzelf doen bewegen en vloeien
in de goddelijke kracht, maar zelfkennis is niet mogelijk. Jains zeggen dat er niets anders
mogelijk is, als je jezelf kent, ken je alles wat er te kennen valt, er is niets anders. Maar Jezus zegt: 'als je jezelf kent,
zul je gekend worden.' Dat is heel subtiel. Wat bedoelt hij als hij zegt: ' ...
dan zul je gekend worden'? Als je jezelf kent, zal de hele
schepping jou kennen; dan zal de hele schepping naar je kijken.
Jij kijkt niet alleen naar de
schepping, de hele schepping antwoordt ook, omdat God binnen in je en buiten je is. Als iemand zichzelf leert kennen,
heeft hij niet alleen zelfkennis verworven - de hele schepping kent hem. Als je jezelf kent, wordt je gekend.
God kijkt naar je door iedere bloem,
ieder blad, elke rots - je hebt niet het gevoel dat je alleen staat in je zelfkennis. In werkelijkheid ben je alleen totdat
je jezelf kent. Als je jezelf kent, kent de hele
schepping jou. Jouw kennis is geen solospel, het is
niet iets van jou alleen, het is een symfonie. Als je kent, kent alles jou - zelfs die boom zal anders zijn, zelfs die steen, zelfs een vogel zal anders reageren. Waarom? Omdat hetzelfde zowel binnen in je
als buiten je bestaat. En bewustzijn bestaat binnen in je en
buiten je. Als je jezelf kent, herkent de hele
schepping je, en viert dat. En zo moet het zijn, want je bent een
deel van het bestaan. Al het bestaande moet je
uiteindelijke vieren, omdat een deel tot kenner is geworden, een deel is Boeddha geworden,
een deel is Christus geworden; door dat deel heeft de hele schepping een top bereikt, een
crescendo. Al het bestaande is gelukkig, al het
bestaande komt op een andere manier tot bloei. Je wordt herkend, je wordt gekend! Je zult niet alleenstaand in je
zelfkennis - het wordt een feest voor het geheel. Dat is het mooiste wat Jezus zegt;
het bestaan viert je zelfkennis; het geheel is gezegend omdat een deel tot bloei gekomen
is, zijn bestemming heeft bereikt. 'Als je jezelf kent, zul je gekend
worden.' Er is een diep verlangen gekend te
worden, je voelt een diep verlangen dat iedereen je zal kennen. Misschien beweegt het zich in de
verkeerde richting, misschien probeer je op de verkeerde manier de aandacht van de mensen
te trekken, maar diep binnen in je bevat dat verlangen een zaad, een heel belangrijk zaad. Het zegt dat je niet vervuld bent
voordat al het bestaande je herkent, samen met jou gelukkig is. Je hebt er behoefte aan te beminnen,
en je hebt er behoefte aan bemind te worden. Je hebt behoefte aan weerklank,
anders is het bestaan dood; anders ben jij het alleen te weten gekomen en het bestaande
zwijgt alsof er niets is gebeurd. Een mens is tot Christus geworden en al wat bestaat is zich er niet van gewaar, is onoplettend, maakt zich er helemaal niet druk om, is op geen enkele manier gelukkig, alsof er niets is gebeurd. Hoe kan dat? Al het bestaande moet het
herkennen, omdat wij geen vreemden zijn in dit bestaan. Het is een familie, het bestaat als
een onderling verbonden verschijnsel. Iemand wordt verlicht en zijn licht
vult alle harten, wetende, onwetende; overal is een vreugdevolle viering. Daarom zegt Jezus: 'Als je jezelf kent, zul je gekend
worden en zul je weten dat je zonen bent van de levende vader.' En wat zeggen de christenen? Net het tegenovergestelde. Ze zeggen:
'Jezus Christus is de eniggeboren zoon van God.' Al hun dogma's centreren zich
hieromheen 'de enige', want wat is het bijzondere van Jezus als we allemaal zonen van God
zouden zijn? Wat is dan het unieke van hem? Waarom zou hij dan vereerd moeten
worden? Alleen maar om Jezus tot iets
bijzonders te maken en ze vergeten dat ze Jezus tegenspreken. Jezus zegt: 'en je zult weten dat je
zonen bent van de levende vader.' Twee dingen - een: alles wat bestaat
in het heelal is zoon van het geheel, dat kan niet anders. Jij bent daarin geboren, erdoor
geboren. De hele schepping heeft je bevaderd -
of het zou nog beter zijn als we konden zeggen - je bemoedert. Het zou beter geweest zijn in plaats
van het woord 'vader', het woord 'moeder' te gebruiken, maar de joden zijn
mannetjeschauvinisten gebleven. Het is moeilijk 'moeder' te zeggen.
Er zijn mannetjeschauvinistische
landen, rassen: 'de Duitsers noemen hun land 'vaderland' - het enige land dat gekend wordt
als 'vaderland'; ieder land heeft het over 'moederland'. Die Duitsers zijn gevaarlijke mensen
- waarom 'vaderland'? De man en zijn ego. Waarom zou God de vader zijn? Waarom niet de moeder? Waarom zou hij een 'hij' en geen
'zij' zijn. Moeder lijkt zoveel toepasselijker,
omdat de vader niet zoveel deel heeft aan de schepping van de zoon. Op z'n best zet hij het proces in
werking, verder niets. En een vader is vervangbaar. De hele schepping ontstaat uit de
moeder: zij draagt het kind negen maanden, haar bloed, haar hele wezen begeeft zich in het
kind. Je bestaat in het heelal, zoals je
bestaat in de schoot. Er zijn volkeren die het woord moeder
voor God gebruiken. Ze hebben meer gelijk, maar alleen
'meer gelijk'. Het is niet mogelijk absoluut gelijk
te hebben, want God is vader en moeder. Hij kan niet mannelijk zijn. Hij kan niet vrouwelijk zijn, want er
is niemand om het proces in gang te zetten. Hij is beiden: Ardhanarihwar,
half mannelijk, half vrouwelijk; hij is beiden, hij en zij. Maar het hangt van de omstandigheid
af. In de tijd dat Jezus leefde zou het
heel moeilijk zijn geweest voor hem om te zeggen 'God de moeder', want dat zou niemand
begrepen hebben. Zijn gehoor was joods, en ze
geloofden in een heel wrede vader-God, wraakgierig - je keert je tegen hem en hij neemt
wraak. Een moeder kan niet wraakzuchtig
zijn. Ze vergeeft steeds weer, ze begrijp
altijd. Een moeder dringt er nooit op aan
gehoorzaamd te worden, een vader dringt erop aan gehoorzaamd te worden. De tien geboden kunnen niet van een
moeder afkomstig zijn, alleen van een vader. Geboden - het woord zelf is
afschuwelijk, alsof hij een generaal was en het bestaan een militair kamp - geboden. Dan ben je voor eigen verantwoording
en risico ongehoorzaam. Jezus bediende zich van de gangbare
term, maar ik weet dat hij de voorkeur gegeven zou hebben aan 'moeder'. Een moeder is meer dan een vader: een
moeder bestaat in het centrum, een vader aan de periferie - maar God is beiden. Denk hieraan: ik duid hem altijd aan
met hij, maar dat doe ik alleen gemakshalve; hij is beiden, hij en zij. 'En... je bent zonen van de levende
vader.' Iedereen is een zoon. Dat is geen antropomorfisme zoals
logici, sociologen en psychologen misschien denken. Het lijkt alsof je menselijke
relaties projecteert op de kosmos als je aan God denkt als aan een vader of moeder en aan
jezelf als een zoon, alsof je van het hele kosmische verschijnsel een familiale
aangelegenheid maakt; je denkt in menselijke termen. Daartoe ben je gedoemd. Sociologen en psychologen die zeggen
dat dat anthropocentrisme is - dat de mens aan zichzelf denkt als het middelpunt, er zijn
grenzen, en gevoelens over alles, projecteert - bedoelen te zeggen dat het fout is. Maar ze hebben het niet begrepen; het
lijkt antropocentrisch, dat moet wel, omdat alles wat de mens zegt niet anders dan
menselijk kan zijn. Zelfs een objectieve waarheid wordt
gekleurd door hem die haar uitspreekt. Er kan geen objectiviteit bestaan
zonder subject; het subject kleurt haar. Zelfs wetenschappelijke waarheden
zijn niet objectief: de man die ze heeft ontdekt, zit erin. Je kunt de objectieve waarheid niet
achterhalen, omdat de kenner haar altijd zal kleuren. Alle kennis is persoonlijk. En wat een mens ook zegt, het is
altijd menselijk, omdat het een mens is die het zegt. En daar hoef je geen
verontschuldigingen voor te zoeken - het is mooi. Als Jezus zegt dat we allemaal zonen
van God zijn, dan is dat een symbool, een gelijkenis. Wat bedoelt hij? Hij bedoelt dat de relatie tussen de
schepper en het geschapene niet mechanisch is, maar organisch. De relatie is niet dezelfde als die
tussen een mecanicien die een machine maakt - hij is geen vader omdat hij op een afstand
blijft, er los van staat. Dat bedoelt hij, God kan niet van je
worden gescheiden.
Hij is net als je vader, met je
verbonden, door je heen bewegend, door je heen werkend, voor je zorgend, hij heeft je
lief, hij probeert op alle manieren een zegenrijke wereld om je heen te creëren, zodat je
de vervulling kunt bereiken. Als Jezus zegt: 'God is de vader,'
dan bedoelt hij dat allemaal en dat het heelal voor je zorgt, je helpt. Jij zoekt niet alleen God, God zoekt
ook jou. Het heelal is niet dood en ver weg,
het antwoord met een liefhebbend hart. Als je huilt, huilt het met je mee. Als je lacht, lacht het samen met je. Als je pijn lijdt, voelt het hele
bestaan pijn. Als je gelukkig bent, is het
gelukkig. Er bestaat een diepgaande relatie
tussen jou en het bestaan. En daar ligt de nadruk: de relatie
tussen een vader en een zoon. Een vader hoopt zelfs na zijn dood
voort te leven in zijn zoon; hij zal ergens in de zoon leven, de zoon is een nieuwe versie
van de vader. Dat bedoelt hij: de zoon is een
wedergeboorte van de vader. Daarom zegt Jezus steeds weer: 'ik en
mijn vader zijn een.' Hij bedoelt dat de zoon de vader
vertegenwoordigt - hij is in de vader. Ze zijn met elkaar verbonden; zij
zijn niet twee, ze zijn een, de relatie is organisch. En je hoeft je niet alleen te voelen. En Jezus zegt: 'iedereen is de
zoon' - niet alleen Jezus.
Maar het christendom kan niet bestaan
als iedereen zoon is, want dan is Jezus niet uniek. De houding is verkeerd. Iedereen is zoon, en toch is Jezus
uniek, omdat hij het heeft begrepen en jij nog steeds zoekt. Het unieke ligt niet in de aard van
het wezen, het unieke bestaat uit de herkenning. Jezus weet dat en jij niet. Hindoes hebben altijd gezegd dat het
verschil tussen iemand die verlicht is en iemand die onwetend is, niet ligt in het wezen
maar in het weten. Net als wanneer iemand slaapt en jij
wakker bent: het wezen is hetzelfde, maar iemand die slaapt droomt en jij droomt niet. Schud hem, maak hem wakker, en dan is
hij net zo wakker als jij - z'n dromen zijn verdwenen. Je moet hem alleen even schudden. Jezus is wakker en jij slaapt vast,
dat is het verschil. In dit opzicht is hij uniek, maar
niet in wezen. Hij zegt zelf: 'je bent zonen van de
levende vader.' En de tweede klemtoon ligt op 'de
levende vader', want normaal gaat een vader dood, het fysieke deel van de vader sterft,
het biologische deel van de vader sterft, maar het kosmische totaal is altijd levend, het
sterft nooit - het is eeuwigheid. Enkele tientallen jaren geleden
verklaarde Nietzsche: 'God is dood.' Dat is onmogelijk, want het heelal kan niet sterven,
en God is geen persoon. Als hij een persoon was, zou hij
kunnen sterven - personen moeten sterven. God is geen vorm - vormen moeten
sterven. God is alles. We worden in God geboren en sterven
in God. We nemen een vorm aan en de vorm
verdwijnt, maar het geheel blijft. Het geheel kan niet sterven, het geheel is het leven
zelf. Je leeft niet in een dood heelal,
maar in een levende God die een vader en een moeder is; de verwantschap is diep en
organisch. Je bent niet onverzorgd, iemand zorgt
er steeds voor je. Dat gevoel geeft je vaste grond, je
voelt je geen vreemdeling: je bent geen buitenstaander, je bent een ingewijde. Dit is je thuis.
|