|
OSHO: HET MOSTERDZAAD
JIJ BENT DE BARRIÈRE Je bent steeds bezig jezelf hier en
daar wat te veranderen. Dat is lapwerk, maar lapwerk is nooit
een revolutie. En uiteindelijk helpt lapwerk niet;
lapwerk blijft lapwerk - je wordt nooit getransformeerd. Ergens verander je een beetje, maar
het geheel blijft hetzelfde. En het geheel is zo machtig, dat wat
je nieuw gemaakt hebt, niet lang nieuw blijft. Vroeg of laat wordt het door het
totaal geobsedeerd, en dan is het oud. Je blijft jezelf verbeteren, maar
geen enkele verbetering kan je naar religie voeren. Religie is geen verbetering. Wie ben je aan het verbeteren? Je kunt hem oppoetsen, opschilderen,
je kunt hem een masker geven - zelfs de lelijkheid lijkt misschien niet meer zo lelijk -
maar de ziekte blijft. Transformatie staat los van het
verleden, het is geen lapwerk; je lost volkomen op, en er ontstaat iets nieuws.
Dat zegt Jezus: een nieuwe geboorte,
een opstanding. Het oude is gegaan en het nieuwe is
gekomen.
En het nieuwe komt niet voort uit
het oude, het is helemaal nieuw - daarom is het een geboorte; het is het oude niet,
vervolgd, veranderd. Nee. Het oude bestaat niet meer, en er is
iets ontstaan wat er voordien niet was. Er is een gat; het oude verdwijnt en
het nieuwe komt, en er is geen toevallige verbinding. Dat is heel moeilijk te begrijpen,
omdat de wetenschappelijke training van onze geest, maakt dat we worden geobsedeerd door
de causaliteit (toeval). We denken dat alles een oorzaak heeft
- zelfs Boeddha heeft een oorzaak, hij is ontstaan uit het verleden. Als je denkt dat Boeddha uit het
verleden is ontstaan, heb je er niets van begrepen. Het verleden is er niet meer. Boeddha is volkomen nieuw - die heeft
tevoren nooit bestaan; er was Gautam Siddhartha, maar die mens Boeddha was er niet. Het oude is in het niets verdwenen,
en het nieuwe is uit het niets ontstaan. Het nieuwe wordt niet uit het oude
geboren, het nieuwe is in de plaats van het oude gekomen, omdat het oude er niet meer is,
en die plaats vacant is, leeg. Het nieuwe is voortgekomen uit het
onbekende. Het oude is uit het bekende
verdwenen, en het nieuwe, dat een plaats zag, een leegte in het hart, is binnengekomen. Je bent geen Jezus of Boeddha aan 't
worden - jij bent de barrière. Je moet volkomen verbranden, je moet
volkomen verdwijnen. Als Jezus in je neerdaalt, ben je er
niet. Je hebt het gevoel dat je verleden
niet meer was dan een droom die je gedroomd hebt, je was het nooit; de identiteit is
verbroken. Daarom is Jezus als een vuur. Wees bereid te sterven als je Jezus
nadert, want Jezus kan niets anders voor je betekenen dan de dood. En alleen als je sterft is
wedergeboorte mogelijk. Ontvlucht een man als Jezus, als je
bang bent om te sterven. Kom niet bij hem in de buurt, hij is
gevaarlijk. Hij is als een afgrond, je zult
duizelig worden, en erin vallen. Jezus zei: 'hij die dichtbij me is,
is dichtbij het vuur...' dichtbij de dood, dichtbij het sterven: het oude is aan het
verdwijnen, het onedele metaal lost zich op. En direct erop zegt hij iets anders.
Als je de hitte kunt verdragen, het
vuur van een Jezus, Boeddha of Krishna, dan wordt direct iets anders mogelijk. 'Hij die dichtbij me is, is
dichtbij het vuur, hij die ver van me af staat, is ver verwijderd van het
koninkrijk.'
Als je door het vuur van Jezus kunt
gaan, als de discipel door het vuur van de meester kan gaan, opent zich onmiddellijk een
nieuwe Wereld voor hem: het koninkrijk van
God, het koninkrijk van de onsterfelijkheid, het onsterfelijke, werkelijke leven. Daarom zegt Jezus: 'hij die dichtbij
me is, is dichtbij het vuur, en die ver van me af staat, is ver verwijderd van het
koninkrijk.' Als je Jezus ontvlucht, ontvlucht je
ook het uiteindelijk koninkrijk dat het jouwe kan zijn. Dat is het probleem: de
aantrekkingskracht en de afwijzing van een meester. Soms als het koninkrijk je aantrekt,
wil je dichter bij komen - maar als je dichterbij komt, voel je het vuur en dan probeer je
te vluchten. Als je dichtbij een verlicht mens
staat, zal dat je hele leven een probleem vormen: dichtbij komen, en dan de gedachte, hoe
kan ik vluchten. Als je ver weg staat, denk je weer,
hoe kan ik dichtbij hem, komen, omdat op een afstand het vuur verdwijnt. Dan trekt het koninkrijk je weer aan,
omdat je het koninkrijk moet bereiken, dat is de vervulling. Zonder dat blijf je onvervuld: zonder dat blijf je een onvruchtbare schoot, waaruit niets wordt geboren: zonder dat blijf je doelloos, zonder betekenis; zonder dat is je hele leven niet meer dan een nachtmerrie, en leidt nergens toe - je loopt zo hard en komt nergens. Alleen bij een meester, die al eens
in bloei heeft gestaan, begin je direct te voelen hoe je in bloei kunt raken. Alleen daar wordt je zaad onrustig,
onbehaaglijk in zijn dode cellen. Het begint met de cellen te vechten,
en het zal door de cellen heenbreken en boven de aarde uitkomen om de zon te bereiken. Maar dat kan alleen gebeuren als je
door het vuur wilt gaan. Dat is het probleem van de discipel:
als hij bij een meester komt, dan beginnen zijn hele lichaam en geest zich af te vragen
hoe hij kan ontsnappen. Hij vindt allerlei redenen om te ontsnappen; innerlijk overlegt hij aanhoudend hoe hij die man kan ontvluchten, die man lijkt gevaarlijk. Als hij ontvlucht is, begint hij weer
naar hem te verlangen. Je moet een beslissing nemen. Een beslissing is doorslaggevend want
je kunt niet meer terug. Als je een keer werkelijk intiem
met Jezus bent, is er geen weg terug. Je bent op een punt aangekomen waar
terugkeer niet meer mogelijk is, omdat je zelfs als je door het vuur gaat glimpen kunt
opvangen van het koninkrijk. Dan is het vuur geen vuur meer, dan
ben je gelukkig en gezegend. Dan ben je die man dankbaar omdat hij
een vuur voor je geworden is. En die glimpen zijn nu niet ver weg,
het koninkrijk is dichtbij. Als je een keer een glimp het
koninkrijk hebt opgevangen, houdt het vuur op vuur te zijn. Het wordt zachter dan wat dan ook wat
je in je leven gekend hebt. Maar als je net op de grens
wegvlucht, vlak voor je in de vuurhaard moet springen, dan zul je voortdurend in de
problemen zitten - en dat heb je steeds gedaan. Je bent niet nieuw op deze aarde,
niemand is nieuw; je bent zo oud als de aarde zelf, zelfs ouder als de aarde, omdat je ook
al op andere aarden bent geweest. Je bent zo oud als het heelal. Je hebt altijd bestaan, omdat alles
wat bestaat, blijft bestaan - er is geen uitweg. Je bent een integraal deel van dit bestaan, je bent er altijd geweest. Je bent in de nabijheid van vele
Boeddha's geweest, van vele Jezussen en Mohammeds. En het probleem is altijd hetzelfde
geweest. Je werd aangetrokken als je erover
hoorde. Als je heel, heel ver weg was, werden ze tot een magnetische kracht. Dan kwam je dichterbij, en hoe
dichterbij je kwam, des te banger werd je, want daar was het vuur. Je besloot te vluchten - daarom zwerf
je nog altijd rond. Maar eens zul je moeten beslissen
door het vuur te gaan, want er is geen andere uitweg.
En dan troost je jezelf met onware
meesters die geen vuur zijn: dan ga je naar een priester, dan ga je naar een tempel en de
moskee en de kerk; dan volg je een ritueel, allerlei schijnvertoningen, alleen maar om
Jezus en Krishna te ontvluchten, omdat in hun nabijheid het echte plaats vindt - en het
echte gebeurt alleen maar door vuur. Je moet gezuiverd worden, je moet
werkelijk totaal oplossen zodat er een leegte ontstaat. En in die leegte, komt de
scheppingsstraal, Gods straal binnen, en dan ben je vervuld. Dan is er geen ellende meer, geen dukkha,
dan is er geen angst. Dan blijf je in de gezegende
eeuwigheid, dan is er extase. Het gebeurt niet door iets - dan is
het je natuur, je wezen zelf. Als extase door iets wordt
veroorzaakt, kan ze niet eeuwig zijn, omdat je dat iets kunt verliezen; als ze door iets
van buitenaf wordt veroorzaakt, kan ze niet altijd blijven, dan kan ze alleen tijdelijk
zijn. Extase en zegen kunnen alleen altijd
bij je blijven, eeuwig, niet tijdelijk bij je, als je je bewust bent geworden dat ze je wezen
zijn - dan kan niemand ze van je afnemen. Maar dat wezen behoeft
kristallisatie, zuivering, het heeft een alchemistische transformatie nodig. Het oude moet gaan, wil het
nieuwe kunnen komen, het verleden moet sterven, wil de toekomst geboren worden. En de discipel moet de beslissing nemen.
|