|
OSHO: WIE IS VAN LICHT ?
REINCARNATIE: ZOEKEN NAAR TROOST Afleidbaarheid. Het is een wezenskenmerk van de mens. Boeddha placht het verhaal te
vertellen van een man die achtervolgd wordt door vijanden. Hij kan geen kant meer op en moet zijn vlucht staken voor een ravijn. Hij kan er ook niet in springen, want
beneden ontwaart hij hongerige leeuwen. Achter hem hoort hij het
hoefgetrappel van de paarden die zijn vijanden steeds dichterbij brengen. Hij hangt aan een tak aan de rand van
de afgrond. Het is koud. Zijn handen bevriezen. Ieder ogenblik kan het afgelopen
zijn. Twee muizen, een witte en een zwarte,
knagen ook nog de tak door waar hij aan hangt. De muizen zijn een symbool van de
tijd, dag en nacht, de seconden die wegtikken. Dan ziet de mens een bijennest en
zijn blik valt op een druppel honing die op het punt staat uit het nest te vallen.
Hij vergeet plotseling alles. Hij buigt zich dichter naar het nest, steekt de tong uit en vangt zo de druppel op. Hij geniet. Met deze parabel trachtte Boeddha
duidelijk te maken hoe afleidbaar de mens is. Zelfs tijdens de grootste crisis van
zijn leven, met de dood op de hielen, doet een druppel honing hem nog terugvallen in de
onbewustheid van zijn begeerten, zijn zoeken naar troost. Hij maakt van de crisis van zijn
leven - in feite van zijn hele leven! - nog geen gebruik om tot dieper inzicht te komen. Hij blijft slaaf van de lichaam-geest-structuur die hem voortdrijft. Een man loopt over straat, ziet een
mooie vrouw en... afgeleid is hij. Hij ziet een mooie auto en de
gedachte, wens, impuls komt op: 'die zou ik willen bezitten, daar zou ik in willen
rijden.' Als het bewustzijn gekenmerkt wordt
door een voortdurend op de objecten gericht zijn, als dit 'afgeleid-zijn' een constant
feit is, als wij niet rusten in de oceaan van vrede en bewustzijn en daarmee een zijn,
kortom, als zelf (en dus object-bewustzijn) de dominante Gestalt van het bewustzijn is,
dan spreekt het vanzelf dat wij ook met de structuur van dat bewustzijn doodgaan. De neiging tot ik-(en object)
bewustzijn zet zich door, ook na de dood en als dan bepaalde ervaringsgebieden en vormen
verschijnen is er veel door afgeleid te raken. Men kan een tijd rusten, rondkijken
om vervolgens daaruit weer te reïncarneren. Er is een stroom, een rivier van
zelfzucht (Krishnamurti gebruikt vaak dit beeld van de 'stream of selfishness).
Die stroom gaat door en vanuit die
stroom (indien men er tijdens het leven niet aan ontsnapt) reïncarneert men weer. Dat gebeurt steeds opnieuw.
Duizenden keren gaat dat zo door en
het is de vraag of dit reïncarnatieproces op zichzelf tot enig dieper inzicht voert. Zonder hier verder op aspecten van
reïncarnatie in te gaan, moet gezegd worden, dat wij de neiging hebben het gegeven van
reïncarnatie ook als troost te omarmen. Een taak in dit leven, een taak in
het volgende leven, een stuk psychologische rijping hier en een ander stuk in een volgend
leven: dat is, grof gezegd, de gedachtegang. Het kan ons steun geven, maar
Verlichten van deze tijd spreken over die reincarnatie-gedachtetaal forse taal.
Rijping - zo zeggen zij - is rijping
in bewustzijn en dat is iets geheel anders dan psychologische rijping. Rijping is de erosie van het 'ik',
niet in de zin van de ontwikkelingen van 'nederigheid', maar als gevolg van diep inzicht
die de mens wezenlijk, tot in de cellen, verandert. Het is transformatie van bewustzijn.
Rijping is uiteindelijk Verlichting,
de explosie in een geheel ander bewustzijn. Alleen dat doet het reincarnatieve
proces stoppen. Het proces van reïncarnatie op
zichzelf is een zaak waar de Verlichten weinig en zeker niet positief over spreken. Zij geven ons aan dat wij in al die
levens weinig leren. Men wordt weer geboren, weer
geconditioneerd, de scheiding is weer een feit en daar zijn ook weer: de zelf-obsessie,
het eeuwige denken, de eenzaamheid, de ambitie, de ellende, de jaloezie en de verlangens,
'hou jij van mij, dan hou ik van jou', de gewelddadigheid en de liefdeloosheid. We gaan weer 'geloven' met nieuwe
geloofsartikelen, lopen weer achter ideologieën aan, blijven kinderlijk en op een zeker
moment gaan we weer dood. Zo blijven we deel van de 'rivier'
van het lijden', dragen ertoe bij en vallen er steeds weer in terug. Dit alles te gaan zien, maakt voor
gevoelige mensen het leven zoals wij dat thans leven, nogal absurd. Die absurditeit diep te ervaren is
een belangrijke en in feite positieve ontwikkeling.
Te gaan zien dat het conventionele
ego-bestaan een soort krankzinnigheid is, geeft aan de mens de eerste impuls om dit ego te
overstijgen. De energie die verborgen zit in dit
primaire lijden wordt nu de grote drijfveer tot het realiseren van een totaal andere
zijnswijze. De energie komt voort uit de
bewustwording dat er iets fundamenteels niet in orde is. De mens gaat zijn ik-bestaan als
beperkt en zinloos zien. Hij ziet een samenleving, door en
door verrot, waar nauwelijks echte liefde is, vol oorlogen. Hij observeert de krankzinnige geschiedenis van een door oorlogen geteisterde mensheid en ziet zichzelf, machteloos als een radertje, in dat massale gebeuren meedraaien. |