|
OSHO: EEN TUIN DER LUSTEN
RELATIE TUSSEN GOEROE EN LEERLING Ik heb helemaal geen verhouding met de kosmische werkelijkheid. Daarmee bedoel ik niet, dat ik
daarvan geïsoleerd ben. Ik bedoel alleen maar dat er niemand
is die in verhouding staat tot het geheel. Ik ben een met het geheel en het
geheel is een met mij. Buiten mij bestaat er geen 'ander' en
van mijn kant bezien is een verhouding dan ook niet mogelijk. De een is met mij verbonden als een
vriend, een ander als vijand, of als broer en weer een ander als een discipel. Zij zijn misschien wel met mij
verbonden, maar ik niet met hen. Over de discipel zegt hij ten aanzien
van deze relatie: Je bent met mij verbonden omdat je
bent. Totdat je niet bent, blijf je met mij verbonden. (...) Je voelt dat je aan mij toebehoort. Vervolgens verwacht je dat ik van jou ben. (...) Vanwege die verwachting weet ik dat je wel gefrustreerd moet zijn.
Zelfs als je je verbonden voelt met
iemand die een zelf is, moet het wel tot frustraties leiden, maar het kan even duren
voordat de frustratie zich manifesteert. Met iemand die een niet-zelf is,
gebeurt het zelfs ogenblikkelijk. Elk moment is frustrerend, omdat je verwachtingen niet vervuld worden. Er is niemand om ze te vervullen. De leerling blijft dus fundamenteel
op zichzelf teruggeworpen en voor zichzelf verantwoordelijk. Toch wordt er van hem of haar een
volledige overgave gevraagd. Dit is echter niet in tegenspraak met
de eigen verantwoordelijkheid. Uiteindelijk geeft men zich aan zichzelf over in wat
Bhagwan(Osho) wel noemt 'de existentiële sprong'. Ik zeg jullie dat ik een gewoon mens
ben, net als jullie, zonder enig verschil. Ik roei jullie geloof in mij met wortel en tak
uit. Dus van mijn kant ben ik absoluut
duidelijk. Ik geef jullie in het geheel geen
ondersteuning. En van jullie kant uit gezien ben ik
voortdurend op jullie aan het timmeren, soms zelfs kwetsend, omdat alles wat jullie
betekenisvol vinden dat helemaal niet hoeft te zijn en dan moet ik het vernietigen.
Het is zijn bedoeling om de leerling
zodanig te prepareren dat deze bereikbaar wordt, niet door 'belief', maar door
'vertrouwen': Vertrouwen is een heel andere zaak. Het is te verdelen in twee stappen. De eerste is het hypothetische
vertrouwen. De hypothese is niet het antwoord,
maar slechts het begin van de zoektocht. Het is een vraagteken. Geloof begint zonder de twijfel; een
hypothese is vol twijfel. Iemand die geen twijfel heeft, kan
niet experimenteren. Het tweede deel van vertrouwen
ontstaat, wanneer je iets ervaart wat de meester je door zijn vibratie (vibe) heeft
gegeven, die onzichtbaar is. Dus alleen zij die erg sensitief en
ontvankelijk zijn zullen in staat zijn om het te voelen. Het vertrouwen is volledig, wanneer
het verschil tussen de meester en de leerling verdwijnt, wanneer de leerling op dezelfde
wijze kent als de meester.
In feite komt het er dus op neer dat
er van de leerling een initiële bereidheid wordt gevraagd om open te staan voor een
ervaring. Als deze ervaring dan komt,
bijvoorbeeld door de 'vibe' van de meester, de zojuist genoemde energieoverdracht, zal de
leerling op grond daarvan tot vertrouwen komen en zich verder aan de meester
toevertrouwen. Dit vertrouwen is niet bedoeld om van
de leerling iemand te maken als de meester zelf, men moet zichzelf 'realiseren': Zijn functie is om je te helpen
ontdekken wie je bent. Jullie zijn niet zoals ik. Aan een duplicaat, een doorslag is
geen behoefte. De meester geeft je nooit geloof; hij
laat je delen in zijn atmosfeer, zodat er een hypothese in je oprijst, een verlangen om te
experimenteren. En als dat er verlangen er eenmaal
is, geeft hij je de manier waarop hij kent, de weg die hij is gegaan.
|